Mijn moeder, een forse witte vrouw van 1,85, ergerde zich vreselijk aan twee dames die zure opmerkingen maakten over ons gezelschap LHBTIQ+ personen. Wij vierden misschien ook wel een beetje luidruchtig mijn verjaardag in het park. Moeder liep die chagrijnige vrouwen achterna toe zij opstapten. En ik hoorde dat zij hen flink de waarheid zei en daarmee eindigde met de woorden: “Ik hoop dat al jullie kinderen gay zijn”.
Noah Struik was de spreker die vorige week sprak in de Stadhuisfoyer waar Rabin Baldewsingh, de nationaal coördinator tegen discriminatie en racisme, het rapport uit handen van wethouder Abdelhaq Jermoumi ’Samen in Leiden’ in ontvangst nam.
Ruim 13 procent van de Leidenaren voelt zich wel eens gediscrimineerd en dat verontrustende percentage neemt bepaald niet af. Struik kwam daarover uit zijn leven een boekje open doen.
Struik: “Er stopte laatst een zwarte auto naast mij met vier jongens erin. Ze draaien een raampje naar beneden en wenkten mij het zelfde te doen. Ik denk dat zij lichtelijk onder invloed waren en ik had er al direct spijt van dat ik reageerde”. “Heb je iets waarmee ik het contact van mijn telefoonoplader kan schoonmaken”, vroeg de jongen”. “Mijn oog viel op een tandenstoker die op mijn dashboard lag. Met een hoofdknip nam hij die in ontvangst. Even later rijden zij tot mij grote opluchting door, maar niet voordat zij mij in koor toeroepen: ’kanker zwarte’.
“Een weekje later sta ik als tweede auto voor een stoplicht. Het licht springt op groen, maar de auto voor mij rijdt niet door. Na ongeveer 10 seconden geef ik een bescheiden toetertje. De chauffeur springt uit de auto, waarom zit je nou te toeteren, joh”, krijst hij. “Vervolgens springt hij terug in z’n auto zodat hij het groene licht nog net haalt. Over zijn schouder schreeuwt hij mij nog de klassieker toe: “Ga terug naar je eigen land”.
“Gisterenavond tijdens de voetbaltraining wordt er weer homo geroepen naar elkaar bij de elke overtreding. De trainer lacht, hij ziet een tackel-op- de bal. Zou hij wel weten dat een van de spelers bang is voor zijn teamgenoten om ‘uit de kast’ te komen. Thuis na de wedstrijd ben ik verdrietig en vraag mij af, ga ik wel door met voetballen?”







